Literatuur

Over de Nederpop of Nederbiet is heel wat literatuur geschreven. Hieronder een overzicht van verschenen boekwerken waarin Bojoura prominent beschreven wordt.

Zesendertig_beatmeisjes01BEATMEISJES

Beatmeisjes is de naam van een succesvolle serie artikelen die de afgelopen twee jaar op de achterpagina van NRC Handelsblad verscheen. Frank Dam interviewde daarvoor een dertigtal bekende en onbekende Nederlandse zangeressen uit de periode 1964-1969. In de openhartige en soms dramatische gesprekken vertellen zij over de beatscene, over hun successen en ook hun grote teleurstellingen, Frank Dam sprak onder meer met Bojoura, José den Burger, Trea Dobbs, Linda van Dyck, Margriet Eshuijs, Jerney Kaagman, Janneke Peper, Bonny St. Clair, Karin Kent, Patricia Paay en Mariska Veres. Uit hun verhalen ontstaat een levendig tijdsbeeld van de wilde sixties, toen tienermuziek uitgroeide tot beat. Voor dit boek zijn de oorspronkelijke, langere versies van de interviews opgenomen, aangevuld met fotomateriaal en een discografie. Elle de Waard schreef een voorwoord.

Frank Dam, Beatmeisjes, 1963-1969  Amsterdam: Uitgeverij L.J. Veen, 2002 (224 pagina’s; ISBN 90 204 0563 2)

Haagse_wortels01HET LIVERPOOL VAN NEDERLAND

Als het Liverpool van de jaren vijftig en zestig een Nederlandse tegenhanger had, dan was dat ongetwijfeld Den Haag wel, zo laten Ton van Steen en Bert Bossink zien in hun boek Het Liverpool van Nederland.  In dit boek verhalen over onder andere Golden Earring, Jumping Jewels, Rory Storm and the Hurricanes, Derry and the Seniors, Motions, Q 65, Tee Set, de Flower Power beweging, Shocking Blue, Earth and Fire, The Shoes, The Incrowd, Scarlets en R&B Connection.   Info: Stichting Media Communicatie  Postbus 53121  1007 RC Amsterdam

Ton van Steen en Bert Bossink, Het Liverpool van Nederland. Zwolle: De Ruiter, 2002, (98 pagina’s; ISBN 90-70037-46-7)

Fragment uit de boekbespreking van Soundscape.nl Begrijpende volwassenen. Een tweede factor, zo kunnen we tussen de regels door uit het boek van Van Steen en Bossink opmaken, waren de ouders. De meeste zagen de rock-‘n-roll en de bijbehorende kleding bepaald niet zitten. Sommige van hen bleken echter wel het nodige begrip te hebben voor de nieuwe leefstijl van hun kinderen en hun fascinatie voor de nieuwe muziek zelfs aan te moedigen. Opmerkelijk veel van de jonge artiesten hadden, naar het lijkt, dergelijke ouders. Van Steen en Bossink wijzen bijvoorbeeld op de vader van George Kooymans die hem zijn eerste en knap dure elektrische gitaar cadeau gaf, en de ouders van Mariska Veres die zelf al een carrière achter de rug hadden in de populaire muziek. De moeder van Bojoura, zo kunnen we daaraan toevoegen, was zangpedagoge en gaf onder meer zangles aan George Kooymans van de Golden Earrings. Er was daarnaast, zo komt uit het verhaal van Van Steen en Bossink naar voren, nog een opvallende groep die, zowel letterlijk als figuurlijk, ruimte gaf aan de nieuwe jeugdcultuur. Dat waren de katholieke paters, kapelaans en pastoors. Het jeugdcentrum Don Bosco, dat door de Salesianen van Don Bosco werd gerund, is hierboven al genoemd. Maar ook in de vele parochiekerken van Den Haag bleken kapelaans en pastoors bereid om ruimte te maken voor jongeren. Met de opkomst van de beatmuziek lieten ze hen in de parochiezaaltjes “jeugdsosen” organiseren, waar bandjes konden optreden, en ook stelden ze vaak de kelderruimte onder de kerk beschikbaar als repetitieruimte. Op dit punt vertonen de Haagse ontwikkelingen overigens een opvallende overeenkomst met die in Volendam, waar de kerk ook een stimulerende rol speelde.