Interview Nieuwe Revue 1989

bojoura02Bojoura was een van de weinige vrouwen die iets betekende in de muziek van de jaren ’60. Ze had een handvol hits, zag eruit als een hippie-meisje met lang zwart haar en kon nog mooi zingen ook. Maar met het eindigen van de jaren 60 eindigde ook haar carrière. Bojoura begint veelbelovende carrière,‘ voorspelt De Telegraaf op 17 juni 1967. ‘ Het mooie zangeresje uit Den Haag’ is net twintig als haar debuutsingle Everybody’s day, geschreven door The Golden Earrings, de achttiende plaats in de Top 40 bereikt. Er zullen nog vier singles volgen: Dream man, Frank Mills, en If it’s Tuesday, this must be Belgium. Daarna lijkt het weer afgelopen met de veelbelovende carrière. Raina Gerardina Bojoura van Melzen, enig kind van een Scheveningse vader en een Bulgaarse moeder, is dan inmiddels getrouwd met voormalig Focus-drummer Hans Cleuver en verdeelt haar tijd tussen het beoefenen van de binnenhuisarchitectuur en het geven van conversatieles aan een taleninstituut. In 1971 probeert ze met hulp van Thijs van Leer en Ruud Jacobs een come-back. De singles. Everything is allright, uit Jesus Christ Superstar, Allentown jail en What is love blijven echter steken in goede bedoelingen. Maar net wanneer publiek en platenbonzen Bojoura voorgoed dreigen te vergeten scoort ze de grootste hit uit haar loopbaan als zangeres. Met The letter staat ze begin ‘ 74 vijf weken in de hitparade, om vervolgens opnieuw, maar nu definitief, uit de gratie te raken. Bojoura bewoont heden ten dage met haar gezin een riant pand nabij het Kurhaus. De vrouw des huizes ontvangt haar bezoek op een tijdstip dat de drie kinderen naar school zijn en de heer des huizes in de kelderruimtes drumles geeft.

Laten we bij het begin beginnen. Je moeder was zangpedagoge, dus kwam je uit een muzikaal gezin.

“Dat muzikale was alleen m’n Bulgaarse kant. Maar erg veel doe je daar niet mee. Ik kan nog wel al die ritmes natikken, wat de gemiddelde Nederlander niet kan; dat heb je geloof ik in je bloed. Ik ben wel enigszins anders opgegroeid dan de kinderen om me heen, daar bleef m’n moeder ook op hameren. En m’n naam, hè. Nu maakt ’t niet uit hoe iemand heet, maar als ik toendertijd m’n naam noemde viel er een stilte of moest ik vertellen waarom ik zo heette.

Is het Frans?

Nee, Bulgaars.

O, Bulgaarse yoghurt.

M’n leven lang heb ik dat moeten horen: Bulgaarse yoghurt. Toen ik eenmaal platen maakte vond iedereen het ineens weer handig”.

Je moeder was ook indirect verantwoordelijk voor de eerste plaatopname: ze gaf zangles aan George Kooymans van de Golden Earrings.

“Ja, ze had een een liedje gemaakt en zochten meer een type daarvoor. Ik zat toen op de Kleinkunstacademie, maar daar hadden ze me aangenomen ondanks m’n stem. ‘Hoe klinkt ze dan?’ vroegen ze. Nou, zoiets als Marianne Faithfull. Ja, dat hadden ze precies in hun hoofd, zo’n Engelse zangeres. Toen was het nog allemaal Willeke Alberti en zo. We zijn het gaan oefenen en in Engeland gaan opnemen. Ik had helemaal geen ervaring en daar stond ik dan voor veertig man orkest. Maar het was allemaal goed voorbereid, ik was slechts een factor. Ze konden het geluid gebruiken. Het werd me ook steeds weer voorgehouden dat ik nergens mee moest zitten.”

Maar dat deed je toch.

“Ik vond het gebrek aan ervaring wel een bezwaar hoor. Op een gegeven moment ben je bekend met iets dat je eigenlijk niet meester bent. Dan wordt je ergens groot aangekondigd en moet je live inzingen en dan ben je nergens. Op den duur dacht ik: dat ga ik toch niet volhouden.”

Earrings-manager Freddie Haayen behartigde ook jouw belangen. Bedacht hij ook je image?

“Ja, van Haayen moest ik afstandelijk zijn. Freddie hield heel erg van Sandy Shaw met die blote voeten, want er moest bij een zangeres een bepaald verhaaltje zijn. En hij zei dat die Engelse zangeressen ’n bepaalde afstand hadden:’ Daar wordt tegen opgekeken.’ Dus niet de zaal in, niet al te familiair en liever ook niet lachen op foto’s. Dat had-ie zo in z’n hoofd. ‘Je moet op ’n voetstukje staan,’ zei hij. En gezien m’n type had-ie dat nog niet zo slecht bekeken, denk ik.”

Haayen zorgde ook goed voor publiciteit. Je plaat kreeg meteen alle aandacht. 

“Ja. Haayen was weer bevriend met Joost de Draayer die toen Veronica-man was. Ik geloof dat die single daar zo’n acht keer per dag in het programma zat. Dat werd zelfs teveel.”

Was je erg beïnvloedbaar?

“Freddie en Willem van Kooten maakten uit wat er moest gebeuren, of ik bijvoorbeeld een TV-optreden wel of niet deed. Dacht je dat zoiets aan mij gevraagd werd? Ik vond het ook helemaal niet erg.”

Veronica740309bJe deed altijd wat Haayen zei? “In de hits-tijd wel, maar die heeft niet zo lang geduurd. Toen hij het te druk kreeg met de internationale carrière van de Earrings hield het op, want Haayen was de drijfveer.Toen bleek dat er van mijzelf helemaal niets uitging. Als dat wel zo was geweest had ik natuurlijk door kunnen gaan; ik heb van de media altijd alle aandacht gekregen. De Avro had een tienerprogramma, Vjoe, en daar deed ik een item in. Maar alweer werd eerst aan Haayen gevraagd: ’Wil ze dat doen?’ En dan zei Haayen:’Ja, dat is goed.’ Een blad vraagt of je mode-tips wil geven, je wordt gebeld over recepten. Nee, ik kreeg niet op wat ik bij interviews moest zeggen, geloof ik. Bovendien zei ik niet al te veel. Ik kreeg al genoeg boze reacties. Ik had eens voor die tijd verschrikkelijk gewaagde foto’s gemaakt en daar heb ik me toch reacties op gehad. Ik stelde mij boven anderen, vond men. Dat heb ik vaak gehoord: wat ik niet dacht. Ik ben nog eens in De Bijenkorf door twee meisjes van de roltrap geduwd. Zulke dingen. Vrouwen zijn dat vooral, die zich zo druk maken. Ik was onaardig en arrogant – die naam had ik tenminste. Toendertijd was er nog geen schandaal pers, maar het lijkt me op dit moment een ramp om bekend te zijn.” Had je contact met andere mensen uit Het Wereldje? “Nou, daar heb je hetzelfde: met niemand. Want het Hollands Allerlei zag mij niet zitten en ik hoorde ook niet bij de echte popartiesten die in een busje het land doorgingen. ”

De jongens van de Earrings?

“Ja, maar dat was het dan ook, want bij Liesbeth List en dergelijke hoorde ik ook al niet. Nu zijn er genoeg zangeressen met een Engels repertoire, maar toen…Ja, Margie Ball had een plaatje, maar die heb ik zelfs nooit ontmoet.”

Hoe was het destijds gesteld met de rol van de vrouw in de popmuziek?

“In de zalen was men in het algemeen anti-vrouw. Een vrouw hoorde daar niet. Op een geven moment kwam Shocking Blue met Mariska Veres, dat was iets geweldigs. Daar was hun manager Cees van Leeuwen heel trots op. Hij zei dat ook: ’Die vrouw in die groep, daar blijf ik voor strijden.’ Hij ondervond daartegen veel weerstand. Toen kwam Jerney Kaagman en het lukte wel een beetje. Het publiek dat van gewoon Hollands repertoire als Corrie en de Rekels hield discrimineerde niet, maar de popwereld wel.”

Er is een nummer dat volgens mij onlosmakelijk bij Bojoura hoort: Frank Mills uit Hair. “Ja, dat was weer Haayen, hè. Hair was heel populair en je pakte een deel van die populariteit mee. Toen is in hoog tempo ook het origineel uitgebracht, maar mijn versie heeft toch gewonnen. Omdat de mensen aan mijn geluid gewend waren, anders was het andersom geweest.” Nou, het paste ook heel goed bij je. “Daar begrijp ik helemaal niks van. Ik begrijp niet wat we daar zaten te doen. Ik heb ‘m niet meer, anders kon ik er nog eens naar luisteren. Ik ben een heleboel kwijt en het is jammer dat die plaat juist weg is.”

Had je ook affiniteit met die hippie-periode?

“Ik vond het een leuke tijd. Meer kan ik me er niet van herinneren. Ik vond het wel vrijheid en ik vond het ook wel hele leuke muziek. Maar wat het allemaal precies behelsde, dat ging aan mij voorbij. ik heb wel met bloemen in m’n haar gedragen, op blote voeten gelopen en allerlei maffe dingen gedaan, maar of ik daar per se iets mee bedoeld heb… dat geloof ik niet.”

En na Frank Mills? “Daarna was het gelijk niets meer. De volgende single werd een bubbling under. Maar dat is een aardige term voor flop, hoor.” Teleurgesteld? “Ja, want dat vond ik nou een heel leuk nummer.” Dus zo vrijblijvend was je ook weer niet. “Nee, maar ik zweef nogal.” Je praat zo onverschillig over die periode.

“Ja, dat komt omdat het heel erg verleden tijd is. Ik ben een nu-iemand. Het is weg, het is over.”

Bron: Nieuwe Revue – 1989