‘What if’ – Robert Haagsma (covertekst)

Bojoura

‘What if…’ is een vraag die altijd boven het verhaal van Bojoura zal blijven hangen. Wat als haar platenmaatschappij Polydor wel een brug naar de Franse markt had geslagen? Wat als de doorbraak iets minder stormachtig was verlopen? Wat als ze wel al haar kaarten op haar zangcarrière had gezet? We zullen het nooit weten. Ze had de stem en de looks om een heel grote zangeres te worden, niemand die daaraan twijfelde. Het succesverhaal beperkte zich echter tot twee koortsachtige periodes in de tweede helft van de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig. Momenten die overigens wel erg mooie songs opleverden. De zangeres zelf lijkt overigens de laatste te zijn die treurt om het vroege einde van haar muzikale leven.

Raina Gerardina Bojoura Cleuver van Melzen, zoals ze voluit heet, is de dochter van een van oorsprong Bulgaarse sopraan en een Nederlandse vader. Ze wordt in 1967 ontdekt door George Kooymans die samen met Golden Earrings-zanger Frans Krassenburg zangles krijgt van Bojoura’s moeder, met als belangrijkste doel de stembanden soepel te houden tijdens de slopende tournees. In die periode studeert de jonge Haagse aan de kleinkunstacademie met de ambitie om later actrice te worden. Als ze zich laat ontvallen zelf ook te zingen en wel in de stijl van de dan erg populaire Marianne Faithfull, wekt dat de belangstelling van de zanger, gitarist en songschrijver George Kooymans.

Het contact met Earring-ontdekker Freddy Haayen en platenmaatschappij Polydor is daarna makkelijk gelegd en nog in 1967 komt de eerste single uit: het door George Kooymans en Rinus Gerritsen geschreven Everybody’s Day, waarop de eerste de tweede stem voor zijn rekening neemt. De dan nog wat breekbaar zingende Bojoura klinkt inderdaad een beetje als Marianne Faithfull, juist in die periode de oogappel van The Rolling Stones. Het nummer reikt tot de 18e plaats in de Top 40, waarmee de doorbraak meteen een feit is. Zo wordt geïntroduceerd als Bojoura, Bulgaars voor pioenroos. Het scheelt het bedenken van een artiestennaam.

Het gaat dan heel snel. Ze krijgt een eigen rubriek in een tienerblad, gaat een item presenteren in het op jongeren gerichte AVRO-televisieprogramma Vjoew. Van de een op de andere dag is ze een bekende verschijning. Een voorbeeld voor veel meisjes. Freddy Haayen bedenkt haar imago: mysterieus en ongrijpbaar. Ze wordt bewonderd, is veel onderweg, maar ook ze ervaart al snel de keerzijde van het succes. Het tumult tijdens optredens en de jaloezie de bekendheid nu eenmaal oproept. Ondertussen blijven de singles volgen, zoals Dream Man en het ook door de Golden Earring zelf opgenomen Circus Will Be In Town Tonight. Het laatste nummer blijft in de Tipparade hangen, maar met het uit de musical Hair overgehevelde Frank Mills scoort Bojoura haar grootste hit. De uitstekende interpretatie laat horen hoe ze in een paar jaar gegroeid is als zangeres.

Na If It’s Tuesday This Must Be Belgium, een bescheiden hit, wordt het even stil rond de zangeres. Ze heeft er nooit een geheim van gemaakt dat naast de muziek de taal haar grote liefde is. Ze is al jong werkzaam voor een tolkbureau, later in haar leven zal ze haar master in o.a. Engels en Russisch halen, waarna ze les gaat geven op een taalinstituut en in het voortgezet onderwijs.

Voor dat nieuwe leven zich volledig aandient, maakt ze met hulp van multi-instrumentalist Thijs van Leer van Focus en pianist Ruud Jacobs haar muzikale comeback. Via haar nieuwe label CBS komen singles als Everything’s Allright – uit Jesus Christ Superstar – Allentown Jail en What Is Love uit, die overigens allemaal stranden in de Tipparade. Het is wel raak met The Letter, een gloedvol gezongen en fraai georkestreerde cover van een nummer dat ooit een hit was voor The Box Tops, de eerste band van de Amerikaanse cultheld Alex Chilton. De interpretatie laat nog eens horen dat Bojoura een geweldige zangeres is, die het nummer volledig de baas is.

Paradoxaal genoeg is dat ook het laatste muzikale levensteken dat het publiek van haar te horen krijgt. In de tweede helft van de jaren zeventig neemt zo nog een paar singles op, maar die verdwijnen in het niets. In de jaren die volgen wijdt Bojoura zich aan de talen en haar gezin. Een connectie met de muziek blijft er wel. Haar echtgenote Hans Cleuver, voormalig slagwerker van Focus, heeft een hoog aangeschreven drumschool aan huis. Uit de interviews die de zangeres in de loop van de jaren geeft, zijn verschillende verklaringen te destilleren voor het feit dat haar loopbaan al voorbij is – als ze nog maar halverwege de twintig is. Haar platenmaatschappij onderkent niet hoe groot haar kansen vooral in Frankrijk zijn, zelf koestert ze ook ambities buiten de muziek en de turbulentie van het bekend-zijn bevalt haar maar matig.

Haar catalogus behelst twee officiële albums, een paar compilaties en ruim een dozijn singles. Ze laten horen hoe ze van de schuchtere debutante van Everybody’s Day uitgroeit tot de zelfverzekerde zangeres die de cover The Letter volledig naar zich toe trekt. Waar sommige artiesten een heel leven voor nodig hebben, voltrekt zich hier in luttele jaren. Wat rest is dan ook een compact, maar vooral erg mooi oeuvre.

Robert Haagsma

(Muziekjournalist)